RASSTANDAARD

FCI-Standaard Nr.200 (van kracht per 01.01.2016)

PICCOLO LEVRIERO ITALIANO (ITALIAN SIGHTHOUND, ITALIAANS WINDHONDJE)

LAND VAN HERKOMST:
Italië

VAN KRACHT ZIJNDE OFFICIËLE STANDAARD GEPUBLICEERD OP:
30.11.2015

GEBRUIK:
Renhond

FCI INDELING:
Groep 10 Windhonden
Sectie 3 Kortharige Windhonden
Geen werkproef

KORT HISTORISCH OVERZICHT:
Het Italiaanse Windhondje stamt af van kleine windhonden die al in het oude Egypte voorkwamen aan het hof van de Farao’s. Via Laconië (Griekenland), alwaar vele afbeeldingen op vazen en schalen hiervan getuigen, is het ras in Italië beland vanaf de vijfde eeuw voor Christus. De grootste ontwikkeling van het ras vond plaats tijdens de Renaissance, aan het hof van de adel. Niet zelden vindt men het Italiaanse Windhondje afgebeeld op schilderijen van de grootste Italiaanse en buitenlandse meesters.

ALGEHELE VERSCHIJNING:
Lange ledematen, vierkant van bouw. Hoewel klein van maat, heeft het alle eigenschappen van een miniatuur windhond, het prototype
van verfijning en elegantie. Kan als toonbeeld van bevalligheid en adel beschouwd worden.

BELANGRIJKE VERHOUDINGEN:
De lichaamslengte is gelijk aan of iets minder dan de schofthoogte. De lengte van de schedel bedraagt de helft van de lengte van het hoofd. De lengte van het hoofd kan tot 40% van de schofthoogte bedragen.

GEDRAG/KARAKTER:
Levendig, aanhankelijk, dociel.

HOOFD:
Lang en smal van vorm.

SCHEDELGEDEELTE:
Schedel: Vlak, waarbij de bovenbelijningen van de schedel en de voorsnuit parallel lopen. De lengte van de schedel bedraagt de helft van de lengte van het hoofd, waarbij de zijkanten licht afgerond zijn. Het gedeelte onder de oogkassen moet goed geciseleerd (besneden) zijn. De spieren van het hoofd mogen geen zware indruk geven. De botten van de wenkbrauw moeten goed afgetekend zijn. De occiput (jachtknobbel) mag slechts matig opvallen. De midden-voorhoofdsgroef is slechts weinig geaccentueerd.
Stop: Slechts zeer licht gemarkeerd.

AANGEZICHTSGEDEELTE:
Neus: Donker gekleurd, bij voorkeur zwart, met goed geopende neusgaten.
Voorsnuit: Spits toelopend.
Lippen: Fijn en strak aansluitend, de lipranden zeer donker gepigmenteerd.
Kaken/Gebit: Lange kaken met goed kroonvormig geplaatste snijtanden, krachtig in verhouding tot de grootte van de hond. Gebit gezond en compleet, tanden haaks op de kaken ingeplant; schaargebit.
Wangen: Droog
Ogen: Groot, rondachtig en expressief, sub-frontaal geplaatst ,noch diep verzonken, noch uitpuilend. De iris moet donker zijn, de randen van de oogleden gepigmenteerd.
Oren: Zeer hoog aangezet, klein, met dun kraakbeen. Het oor wordt achterwaarts gevouwen en wordt achter op de nek en hoog op de hals gedragen. Bij oplettendheid wordt het onderste gedeelte van het oor omhoog geheven, terwijl het bovenste gedeelte zijdelings horizontaal gedragen wordt. Aangeduid als “flying ears” of “propeller ears”.

NEK:
De bovenbelijning van de nek is licht gebogen en gaat aan de onderzijde
abrupt over in de schoft. De belijning van de halszijde (keel) is enigszins convex (gewelfd). De lengte van de nek is gelijk aan de lengte van het hoofd. Afgeknot kegelvormig van vorm, goed bespierd. De huid is droog en zonder keelhuid.

LICHAAM:
De lichaamslengte is gelijk aan of nauwelijks minder dan de schofthoogte.
Bovenbelijning: Recht zijaanzicht met een licht gebogen rug- lendenbelijning. De welving over de lendenen loopt vloeiend over in de overige bovenbelijning.
Schoft: Voldoende geprononceerd, waarbij de punten van de schouderbladen dicht bij elkaar geplaatst zijn.
Rug: Recht, goed bespierd.
Lendenen: Licht gewelfd.
Croupe (Kruis): Sterk hellend, breed en bespierd.
Borstkas: Nauw, solide maar elegant gemodelleerd met een lichte ribwelving. Diep, aansluitend aan de ellebogen.
Onderbelijning en buik: de borstbelijning is vrij kort, geprononceerd, en loopt vloeiend omhoog naar de buik.

STAART:
Laag aangezet, reeds vanaf de staartwortel dun en geleidelijk versmallend tot aan de punt. Zij wordt wat de eerste helft betreft laag en recht gedragen, de tweede helft wordt vervolgens naar boven gebogen. Als je de staart uittrekt, moet deze tot aan de hak komen. Kort behaard.

LEDEMATEN
VOORHAND:
Totaalbeeld: recht en verticaal met een droge bespiering.
Schouderblad: slechts weinig schuin met goed ontwikkelde, lange, droge en goed afgetekende bespiering.
Opperarm: met een zeer stompe hoek tussen schouderblad en opperarm en evenwijdig aan de middenas van het lichaam. De opperarm is iets langer dan het schouderblad.
Ellebogen: noch naar binnen, noch naar buiten draaiend.
Onderarm: Recht. Zeer fijn bot, vlak en droog; Perfect verticaal geplaatst, gezien van de voor- zowel als van de zijkant. Goed zichtbare groef van polsgewricht tot ellenboog. De lengte van het been, gemeten vanaf de grond tot aan de ellenboog, bedraagt iets meer dan de lengte gemeten vanaf de elleboog tot aan de schoft.
Middenvoet: Droog. Van opzij gezien staat hij enigszins schuin.
Voorvoeten: bijna ovaal van vorm, klein, met gebogen en goed aaneengesloten tenen. Voetzolen niet te dik en goed gepigmenteerd. Nagels zwart of donker al naar gelang de kleur van de vacht of van de voet, waar wit is toegestaan.
ACHTERHAND:
Totaalbeeld: goed gehoekt. Van achteren gezien in zijn geheel recht en parallel.
Eerste dij: lang, droog, niet zwaar, met zeer goed afgetekende bespiering.
Knie: solide en sterk.
Tweede dij: zeer schuin, fijn van bot en met een duidelijk waarneembare groef in de beenbespiering. Iets langer dan de eerste dij.
Middenvoet (Spronggewricht): moet van achteren gezien parallel zijn.
Achtervoeten: minder ovaal dan de voorvoeten, met gebogen en goed
aaneengesloten tenen; voetzooltjes niet te dik en nagels op dezelfde wijze gepigmenteerd als bij de voorvoeten.

GANGWERK:
Verend, harmonieus. Licht geheven gang die tegelijkertijd grond beslaat. Dit betekent dat de voorbenen goed uitgrijpend naar voren worden bewogen met licht geheven en gebogen polsen. Snelle galop met korte afzet.

HUID:
Fijn en goed aanliggend op alle plaatsen van het lichaam, uitgezonderd op de ellenbogen, waar de huid iets minder strak is.

VACHT:
Aard van de beharing: de vacht is kort, zijdeachtig en fijn over het hele lichaam, zonder enige franje.
Kleur van de beharing: éénkleurig zwart, grijs of isabella (licht geelachtig/ beige)in alle mogelijke nuances. Wit is slechts toegestaan op borst en voeten.

GROOTTE EN GEWICHT:
Schofthoogte: minimaal 32 cm, maximaal 38 cm. Zowel voor reuen als voor teven.
Gewicht: maximaal 5 kg. Zowel voor reuen als voor teven

FOUTEN:
Iedere afwijking van de voorgaande rasbeschrijving vormt een fout, welke tijdens de keuring bestraft moet worden al naar gelang zwaarte en voorkomen en diens invloed op de gezondheid en het welzijn van de hond.

  • Voortdurende telgang.
  • Hackney gangwerk.
  • Gangwerk dat te laag bij de grond blijft met korte passen.

DISKWALIFICERENDE FOUTEN:

  • Agressief of overdreven timide gedrag.
  • Iedere hond die duidelijk lichamelijke afwijkingen vertoont of afwijkingen wat gedrag betreft dient te worden gediswalificeerd.
  • Duidelijk convergerende of divergerende bovenbelijningen van voorsnuit en schedel.
  • Neusspiegel geheel of gedeeltelijk ongepigmenteerd.
  • Holle of bolle belijning van de voorsnuit.
  • Over- of onderbeet.
  • Glasogen; totaal pigmentgebrek op de rand van de oogleden.
  • Boven de ruglijn gedragen staart; geen staart of korte staart, hetzij aangeboren, hetzij later door kunstmatige ingreep verkregen.
  • Meerkleurige vacht; wit op andere plaatsen dan aan de borst en voeten zoals in de standaard aangegeven.
  • Grootte kleiner dan 32 cm of groter dan 38 cm, zowel bij reuen als bij teven.

N.B.

  • Reuen moeten twee normaal uitziende en volledig ingedaalde testikels hebben.
  • Slechts gezonde honden, zowel klinisch als functioneel, met een rastypisch uiterlijk, dienen voor de fok ingezet te worden.

Via onderstaande link kunt u de opmerkingen over de standaard lezen (Engelstalig)

Comments to the FCI standard

Leave a Reply